Intro | Em | Em | Am | Am | | G Em | Am D | G Em | Am D | Vers 1 G Em Am D Vanochtend werd ik wakker, met regen op het raam G Bm Am D En één klein, kort momentje dacht ik: Ze heeft haar regenjas toch aan? G Em Am D Ze zal toch niet vertrokken zijn, zomaar in een trui G Bm Am D D7 Ze zal hopelijk toch zo slim geweest zijn om; te schuilen voor die bui Refrein G C G D En telkens weer mokerslag, plots het besef, hard en kou als glas G C Cm Telkens weer kapotgaan want, diep vanbinnen weten dat: G D G Niets wordt ooit nog wat het was Vers 2 G Em Am D Ik zie haar in de wolken, in de bloemen op het plein G Bm Am D In elke man of vrouw, die klein en breekbaar durft zijn G Em Am D Ik hoor haar in het ritselen van de bladeren, van de wilgen langs de weg G Bm Am D D7 En als er zomaar plots een vogel fluit, dan denk ik dat is zij Refrein G C G D Telkens weer mokerslag, plots het besef, hard en koud als glas G C Cm Telkens weer kapotgaan want, diep vanbinnen weten dat: G D G Niets wordt ooit nog wat het was Interludium | G Em | Am D | G Bm | Am D | | G G/F | C Cm | G | G | | G Em | Am D | G Bm | Am D | | G G/F | C Cm | G | D | Refrein G C G D En telkens weer mokerslag, plots het besef, hard en kou als glas G C Cm Telkens weer kapotgaan want, diep vanbinnen weten dat: G D G Niets wordt ooit nog wat het was Slot G Em Am D M'n regenjas, m'n laarzen, langs de Schelde loopt een pad G Bm Am D G Er staat 'n bankje bij het water en daar zie je; de torens van de stad